Een mensen jaar is ongeveer 7 honden of katten jaren. Wanneer een dier een bejaarde leeftijd bereikt, tellen de jaren extra mee. Voor grote honden is dat al rond 6 à 7 jaar, kleine honden zijn met 8 jaar zo’n beetje bejaard en katten met 8 à 10 jaar.
We vinden het heel gewoon dat een bejaarde regelmatig voor controle naar een arts gaat, en zeker niet eens in de 7 jaar. Toch staan veel mensen niet stil bij het feit dat een bejaarde hond of kat ook regelmatig onderzocht zou moeten worden. Liefst twee keer per jaar, waarbij eens per jaar een bloedonderzoek geen overbodige luxe is. Immers, hoe eerder bepaalde ziektes herkend worden hoe beter het dier te helpen is.
Nou is het juist bij oudere dieren voor de eigenaar vaak lastig te herkennen of een dier ziek is. Wanneer een dier wat al op leeftijd is, rustiger is geworden, meer slaapt en ook wat minder eet en wat magerder wordt, vinden veel eigenaren dat heel gewoon, en dat is begrijpelijk. Daarom raden wij aan minimaal eens per jaar een gezondheidscontrole bij uw huisdier te laten doen. Met enige regelmaat zien we dieren op de behandeltafel, waarvan de eigenaar de eerste signalen dat er iets mis was gemist heeft, omdat deze dacht dat het simpel te verklaren was door de reeds gevorderde leeftijd van het dier. Op een gegeven moment wordt er dan een kritieke grens overschreden en lijkt het voor de eigenaar alsof het dier plotseling ernstig ziek is geworden. Vaak is een behandeling dan natuurlijk veel minder effectief of soms is het zelfs te laat om nog echt iets te kunnen doen voor het dier.
Wat zijn tekenen dat er wellicht iets aan de hand zou kunnen zijn?
– Minder eten
– Overgeven
– Meer drinken
– Vaker moeten plassen/onzindelijk worden
– Ander gedrag vertonen ( grommen, niet geaaid willen worden, zich verstoppen, niet meer je enthousiast begroeten als je thuis komt, in de kattenbak gaan liggen, lijken omgeving, dieren en mensen niet te herkennen, lijken vergeten te zijn dat ze net gegeten hebben )
– Uithoudingsvermogen verminderd ( snel buiten adem, niet graag mee willen als de halsband gepakt wordt)
– Op rare plekken gaan liggen
– Moeite met opstaan, niet ergens op springen wat het dier vroeger wel deed.
– Plotseling of vrij snel een dikke buik krijgen of juist vermageren.
– Een dunne vacht krijgen
– Bij katten veel en luider miauwen.
– Het dier loopt tegen voorwerpen aan, springt mis of loopt heel voorzichtig
Merkt u een van deze symptomen, neemt u dan contact met ons op. Hoe eerder we een ziek dier kunnen helpen hoe beter. Immers we willen graag onze huisdieren zo lang mogelijk bij ons houden niet waar?